Geloofsverklaring

Door de Bijbel (2 Tim. 3:16) als de volledige (Opb 22:18-19; Kol. 1:25) en enige goddelijke openbaring (2 Pet. 1:20-21; 2 Tim. 3:16) te beschouwen, geloven we sterk dat God eeuwig één is (1 Kor. 8:4; Deut. 6:4; 1 Tim. 2:5) en ook eeuwig de Vader (Opb. 1:8), de Zoon (Rom. 9:5; Heb. 1:8) en de Geest (Heb. 9:14), de drie zijn te onderscheiden maar niet te scheiden (Matt. 28:19).

 

Wij zijn van mening dat Christus zowel de volledige God (Kol. 2:9) als de volmaakte mens (1 Pet. 2:22) is. Zonder afstand te doen van Zijn goddelijkheid (Rom. 9:5; Fil. 2:6-7), werd Hij ontvangen in de schoot van een menselijke maagd (Luc. 1:35), leefde Hij een waar menselijk leven op aarde (Heb. 4:15) en stierf Hij een plaatsvervangende (2 Kor. 5:21) en allesomvattende dood aan het kruis (Joh. 1:29; Rom. 6:6; Heb. 2:9; Joh. 12:24). Na drie dagen stond Hij op (1 Kor.15:4) lichamelijk (Luc. 24:39) en is Hij opgevaren naar de hemel (Marc. 16:19). Hij is nu in heerlijkheid (Luc 24:26), volledig God maar nog steeds volledig mens (1 Tim. 2:5). We zien uit naar Zijn naderende wederkomst (Heb. 10:37; Opb. 22:20; 3:11) met het koninkrijk van God (Matt. 16:28), waardoor Hij zal regeren over de aarde in het millennium (Opb. 20:4, 6; 5:10) en in eeuwigheid (Opb. 11:15).

 

Wij belijden dat de derde van de Drie-eenheid, de Geest, evenzeer God is (Hand. 5:3-4; Joh. 4:24). Alles wat de Vader heeft en is, wordt uitgedrukt door de Zoon (Kol. 1:15; 2:9), en alles wat de Zoon heeft en is, wordt verwezenlijkt als de Geest (Joh. 14:16-18).

 

We geloven verder dat het mensdom Gods redding nodig heeft (2 Thes. 2:13; Rom. 3:23; 1 Kon. 8:46a; 1 Tim. 2:4). Hoewel we absoluut niet in staat waren om te voldoen aan de zware eisen van Gods gerechtigheid, heiligheid en heerlijkheid (Gen. 3:24; Rom. 7:22-23; Hand. 15:10), vervulde Christus alle vereisten door Zijn dood aan het kruis (Rom. 8:3-4a; Kol. 2:14; Rom. 5:18-19; 1 Kor. 1:31). Vanwege de dood van Christus heeft God ons onze zonden vergeven (Rom. 3:24-25), ons gerechtvaardigd (Rom. 4:25; Rom. 5:18-19), Christus tot onze gerechtigheid gemaakt (1 Kor. 1:30) en ons met Zichzelf verzoend (Rom. 5:10).

 

Gebaseerd op de verlossing van Christus, regenereert God de verlosten (1 Pet. 1:3) met Zijn Geest om Zijn behoudenis te voleindigen, opdat zij Zijn kinderen mogen worden (Joh. 1:12). Nu de gelovigen Gods leven (1 Joh. 5:12; Joh. 1:12; Kol. 3:4) en Gods natuur bezitten (2 Pet. 1:4) genieten ze een dagelijkse behoudenis in Zijn Lichaam in deze eeuw (Fil. 1:19) en de eeuwige behoudenis (Heb. 5:9) in de komende eeuw (Marc. 10:30) en in eeuwigheid (Opb. 22:1-2). In eeuwigheid zullen we bij God wonen in het Nieuwe Jeruzalem (Opb. 3:12; 21:2-3, 7, 22), de voleindiging van Gods behoudenis van Zijn uitverkorenen (Opb. 4:3; 21:18.