DE GODDELIJKE UITDELING

 

We weten dat het evangelie naar Johannes een boek in de Bijbel is, dat specifiek over God als ons leven spreekt. In totaal zijn er vier soorten leven. Het eerste soort is het plantenleven, zoals bijvoorbeeld de bloemen, de struiken en de bomen. Het tweede soort is het dierenleven. Dit is hoger dan het plantenleven, en omvat dingen zoals insecten, vee, wilde beesten, vissen en vogels. God schiep al deze wezens naar hun aard. De derde soort is het menselijke leven. Dit is hoger dan het dierenleven. Volgens de openbaring van de Bijbel behoort de mens niet tot dezelfde soort als de overige schepselen. Hij werd namelijk geschapen naar Gods beeld en naar Zijn gelijkenis. Voor zover het zijn leven betreft, is de mens dus naar Gods aard geschapen.

 

Genesis 1 spreekt over Gods schepping. God schiep allerlei soorten levende wezens. De laagste soort is het plantenleven. Daarop volgt het dierenleven, en tenslotte het menselijke leven. Hoewel dit een hogere vorm is, is het desondanks niet de hoogste vorm. God had er zes dagen voor nodig om de schepping te voltooien. Nadat Hij al het andere had geschapen, schiep Hij de mens. En vervolgens rustte Hij. God werkte, en de mens werd in Zijn rust gebracht.

 

In hoofdstuk twee zien we nog een ander soort leven, namelijk het leven van de boom des levens. Dit is het ongeschapen leven van God. Dit is het hoogste en meest voortreffelijke leven. Hoewel het menselijke leven niet het hoogste leven is, lijkt het niettemin op Gods leven, en is het bovendien naar Zijn aard.

 

Het evangelie naar Johannes is een boek dat specifiek over het leven gaat. Het gaat echter niet over het plantenleven, noch over het dierenleven of het menselijke leven. Het gaat veeleer over het goddelijke leven, dat het leven van de mens wil zijn. God heeft ons Zijn leven gegeven. Wanneer wij Hem ontvangen, komt Hij in ons, om ons leven te zijn. Dit is ons evangelie en onze behoudenis. Denk nog eens na over de Samaritaanse vrouw in Johannes hoofdstuk vier. We zien daar, dat de Heer het niet had over de reiniging van de zonden, de verlossing, of rechtvaardiging. Hij sprak ook niet over de kruisiging of de opstanding. De Heer zei alleen, dat Hij haar het levende water kon geven. De vrouw geloofde, en zij erkende de Heer als de komende Messias. Zij liet haar waterkruik achter, ging naar de stad en gaf haar getuigenis aan iedereen die het horen wilde. Dit bewijst, dat zij het geloof had ontvangen. Hoewel haar kennis van de behoudenis beperkt was, was zij niettemin echt gered.

 

We kunnen nog een ander voorbeeld in overweging nemen, en wel het voorbeeld van Zacheüs' redding. Hij was een oppertollenaar en had velen afgeperst. Op een dag kwam de Heer speciaal naar Jericho om hem te zoeken. Hij zei tegen hem: ‘Heden moet Ik in uw huis vertoeven'. Zacheüs ontving de Heer Jezus met blijdschap. De Heer zei: 'Heden is aan dit huis redding geschonken' (Lc. 19:1-10). Een mens wordt niet gered door zijn begrip van sommige leerstellingen. De mens ontvangt pas Gods behoudenis wanneer hij de Heer Jezus ontvangt. Het onderwerp van dit hoofdstuk is de goddelijke uitdeling en de vereniging en vermenging van de Drie-enige God met de gelovigen. Hoe kan God Zichzelf in al de gelovigen uitdelen als hun leven? Dit is een mysterie. Ik kan het niet beschrijven, maar ik weet wel dat de complete Drie-enige God in mij is. En Hij is ook in jou. Dezelfde God is tegelijkertijd in een ieder van ons. Behalve de goddelijke uitdeling, is er ook de vereniging en vermenging van de Drie-enige God met de gelovigen. Vereniging is uiterlijk, terwijl vermenging innerlijk is. Wanneer we onze kleren aantrekken, zijn we met hen verenigd, maar wanneer we ons voedsel eten zijn we ermee vermengd. Enerzijds, hebben wij, de gelovigen, Christus aangedaan (Gal. 3:27) als de mantel der rechtvaardigheid voor onze bedekking. Dit is onze vereniging met Hem, niet alleen door ons geloof, maar ook door onze doop in Hem. Anderzijds, is Hij ons levende water, om van te drinken en ons geestelijke voedsel om van te eten. Wanneer we Hem eten en drinken, komt Hij bij ons binnen om Zich met ons te vermengen. Zo wordt Hij onze samenstelling en ons element. Telkens wanneer we het brood breken, zijn er twee symbolen aanwezig. Het eerste is het brood als een symbool van het lichaam van de Heer, terwijl het tweede de beker is, als een symbool van Zijn bloed. Hem te eten, te drinken en te ontvangen is onze ware gedachtenis van Hem.

 

De goddelijke uitdeling is dus eenvoudig God die Zich in ons werkt om Zichzelf met ons te verenigen en te vermengen. In het hele boek van Johannes wordt dit duidelijk aangetoond. God en Zijn leven zijn onscheidbaar. Veeleer, heeft Hij Zichzelf in ons uitgedeeld als leven, rechtvaardigheid, heiliging, en verlossing (1 Kor. 1:30), alsook ons alles. Het maakt niet uit of wij dit begrijpen of niet, wanneer God in ons komt, ontvangen wij alles. Het is dus niet zozeer een zaak van begrijpen, maar van ontvangen. Als er vandaag vrienden van het evangelie onder de aanwezigen zijn, dan hoef je je slechts tot de Heer te openen, Zijn naam aan te roepen en Hem te ontvangen. Of je het begrip verlossing of rechtvaardiging begrijpt is van ondergeschikt belang. Zolang je Hem maar ontvangt, zul je geleidelijk aan alles begrijpen. Het is zo belangrijk dat we Hem eerst eten en later pas over al het andere praten. We kunnen dit vergelijken met de vele soorten voedsel die we dagelijks tot ons nemen – hoewel wij de voedingswaarde ervan niet begrijpen, worden wij er niettemin door gevoed.

 

Witness Lee,

The Vision of the Divine Dispensing and Guidelines for the Practice of The New Way, chapter 1

 

Wilt u meer van deze bediening lezen, ga dan naar de boeken van: Watchman Nee of Witness Lee.

 

Bent u op zoek naar contact of heeft u vragen, ga dan naar onze Contact pagina.